Behandelde voorwerpen

De Biocidenverordening (BPR) bevat voorschriften voor het gebruik van voorwerpen die met een of meer biociden zijn behandeld of waarin doelbewust een of meer biociden zijn verwerkt.

Overeenkomstig de verordening mogen voorwerpen uitsluitend zijn behandeld met biociden die in de EU goedgekeurde werkzame stoffen bevatten. Dit is een verandering ten opzichte van de Biocidenrichtlijn (op 1 september 2013 ingetrokken bij genoemde Biocidenverordening), waarbij voorwerpen die werden ingevoerd vanuit derde landen konden worden behandeld met stoffen die niet waren goedgekeurd in de EU, zoals banken en schoenen die DMF bevatten.

Bedrijven moeten de consumenten ook informatie kunnen verstrekken over de behandeling met biociden van de artikelen die ze verkopen. Indien een consument verzoekt om informatie over een behandeld voorwerp, moet de leverancier deze kosteloos binnen 45 dagen verstrekken.

Etikettering van behandelde voorwerpen

Fabrikanten en importeurs van behandelde voorwerpen zorgen ervoor dat producten zijn geëtiketteerd in overeenstemming met zowel de verordening betreffende de indeling, etikettering en verpakking van chemische stoffen (CLP-verordening) als de aanvullende eisen zoals omschreven in de Biocidenverordening.

De Biocidenverordening verplicht fabrikanten en importeurs van behandelde voorwerpen tot etikettering wanneer: 

  1. er gesteld werd dat het behandelde voorwerp biocide-eigenschappen heeft;
     
  2. dit werd verlangd in de voorwaarden voor goedkeuring van de werkzame stof die in de biocide voor de behandeling van het voorwerp is verwerkt.

De etiketten moeten eenvoudig te begrijpen en zichtbaar voor consumenten zijn.

Overgangsmaatregelen voor behandelde voorwerpen

De Biocidenverordening legt een aantal maatregelen op om de overgang van het systeem van de Biocidenrichtlijn naar de nieuwe wettelijke voorschriften te versoepelen.

Sinds 1 september 2013 moeten de werkzame stoffen in een biocide die wordt gebruikt bij de behandeling van de voorwerpen vermeld staan in bijlage I, al zijn toegelaten of onder beoordeling zijn voor de desbetreffende productsoort.

Voor werkzame stoffen waarvoor op 1 september 2013 nog geen goedkeuringsprocedure liep, gold een overgangsperiode (artikel 94 van de BPR). Uiterlijk op 1 september 2016 moesten volledige aanvraagdossiers over de werkzame stof zijn ingediend.

Sinds 1 maart 2017 is het niet meer mogelijk voorwerpen in de EU in de handel te brengen die zijn behandeld met een biocide (of doelbewust een biocide bevatten) met een werkzame stof die nog niet is goedgekeurd, in bijlage I staat vermeld of nog wordt beoordeeld.

Als de aanvraag voor goedkeuring van de werkzame stof wordt afgewezen (omdat bijvoorbeeld de geldende vergoeding niet is betaald) of een besluit tot niet-goedkeuring wordt genomen, mogen voorwerpen die werden behandeld met een biocide met deze werkzame stof of waarin een die biocide is verwerkt, 180 dagen na dat besluit niet meer in de handel worden gebracht.

Meer informatie over werkzame stoffen die zijn toegestaan in behandelde voorwerpen is te vinden in het gekoppelde document in het gedeelte "Related".